
Ik stap de tuin weer in door de plastic afzetting, het is er stil en verlaten. De enigen die me begroeten zijn de kippen, die herkennen me al van ver aan m’n stem, auto of fiets. Het ooit zo levendige Gasthuis met z’n mooie tuin is een “spookhuis” geworden.
Ik doe het kippenhok open en de dieren stappen eruit, voor hen maakt het niet uit. De parkieten aan de andere kant kwetteren er lustig op los, ook voor hen doet het er niet toe. Maar voor mij wel! Ondanks de aanwezigheid van m’n dieren mis ik het contact met de bewoners en m’n oud collega’s heel erg. Geen praatje, geen kopje koffie of soep, niet naar de wc (!) en geen oude beschimmelde boterham in mn handen gemoffeld krijgen door een bewoner met de mededeling: “Voor de kipjes he.. lekker voor ze.” Trouw pakte in dat altijd aan, maar uit het zicht ging het toch maar de prullenbak in.
Even trotseert een mevrouw de corona regels. Ze opent de tuindeur, steekt haar hoofd om een hoekje en vraagt snel: “Gaat het goed met de kipjes?” “Ja,” zeg ik, maar al snel wordt haar daad der overtreding ontdekt en wordt ze naar binnen gehaald. Verontschuldigend zie ik haar door het raam knikken, maar naar mij komt een knipoog .
Ik ga verder met mn werk, de dieren moeten schoon zijn en lekker te eten krijgen. Ze lopen parmantig door de tuin. Ik zie op de eerste etage hoofden voor het raam en knikken en wijzen zo van: daar gaan de kipjes.

“Samen lukt het ons!
Ik sproei de tuin nog maar eens extra; want ja, als je gevangen zit in een verzorgingshuis en alleen maar de tuin hebt, zijn wat mooie bloemen toch wel fijn. Een mevrouw steekt haar duim op. “Ja, de planten krijgen water,” knik ik.
Het huis doet z’n best, personeel doet z’n best, maar opgesloten zitten door de corona zonder je familie, ik vind het diep triest. Gelukkig zijn ze wel vindingrijk en de ontmoetingstent die in de tuin staat, waar familie achter glas hun vader of moeder weer kunnen zien en horen praten, vindt ook gretig aftrek. Regelmatig hoor ik ook door de plastic afzetting heen familieleden met de telefoon praten: “Joehoe Mam zie je me?” … “Nee hier, naast die grote boom!!” Dat het gelukt is hoor ik aan de “Jaaaa” en zie een zwaaiende arm boven het plastic uitsteken. “Hoe gaat ‘ie Mam?” … “Nee, we mogen nog niet binnen. Vervelend he.” Even later komt een andere familie naar vader op de begane grond kijken. Hard wordt er gepraat tegen het raam. Een kleinkind wordt opgetild en de hond krijgt ook een beurt.
Na en poosje is het weer stil. Doodstil. Alleen m’n kippen scharrelen nog en de parkieten kwetteren. Kom maar beestjes, het is weer tijd, onze tijd is voorbij. Jullie moeten er weer in, want straks komen de bewoners weer naar buiten en dan moet ik weer weg zijn want contact met mij is verboden. De zuster van de kipjes, want ooit was ik hier ook zuster en daarom is mijn naam de zuster van de kipjes.
Ik sluit het hok af en de tuin ook met z’n plastic afzetting. In de straat gekomen zie ik weer familie voor het raam op de begane grond. Zittende op 2 lage krukjes, billen flink naar achteren en het hoofd laag. Er wordt een appeltje geschild en door het op een kier staande raam worden de partjes aan moeder gegeven.
Ik voel twee dingen… lachen en huilen!